Huisartsen die in 1978 afstudeerden hebben een totaal andere geneeskunde gekend en waren dan ook totaal anders dan de huisartsen van vandaag. In 1978 was er plethora ( eigenlijk een teveel volgens de noden van de bevolking). Ieder dorpje had praktisch zijn huisarts, die dan bovendien nog soms veel moeite had om genoeg werk te vinden. Bovendien werd deze toen vooral mannelijke huisarts bijgestaan door een thuiswerkende echtgenote, die veel taken op zich nam : telefoon,administratie, psychologische steun voor patiënten, vaak ook af en toe een handje toesteken bij consultaties….Een manusje van alles dus.
Dit beeld van de huisarts is anno 2018 totaal veranderd. De solo huisarts verdwijnt : zijn echtgenoot of echtgenote gaat uit werken. De patiënt is mondiger geworden, ouder ook en is niet zomaar tevreden met een voorschriftje. De nieuwe arts-patiënt relatie vraagt meer tijd en overleg.
Het individualisme en de eenzaamheid zorgen nu voor meer stress en druk bij de patiënt. Hier komen ziekten van waar geen pasklare oplossingen voor bestaan.
Bovendien is de medische kennis met de digitalisering in een stroomversnelling geraakt en is er meer opzoekingswerk en navorming nodig. Quality time wordt belangrijk en het beroep mag niet ten koste gaan van zichzelf of het gezin. De nieuwe huisarts is ook meer en meer een vrouw Dit zorgt voor andere accenten: onder andere moeder zijn en terzelfdertijd zorgen dat je er bent voor de patiënt en dat je zonder schuldgevoelens naar je gezin kan kijken. De huisarts probeert dan ook in groep samen te werken en evenwichten op alle vlakken te zoeken. Dit vraagt van de patiënt ook een aanpassing en oudere patiënten en artsen kijken wat verwonderd en argwanend naar die andere situatie.